AMSTERDAM -  De knop is om bij Orla Noom en Milja Dorenbos. Niet langer willen ze de gevierde talenten zijn die zonder bovenmatige inspanningen te leveren behaaglijk schurken tegen het opgemaakte bed van de nationale squashtop.

Op de training gaan ze tegenwoordig voluit en tijdens wedstrijden zijn ze bereid alles te geven. In hun streven naar een hoge positie op de wereldranglijst getroosten ze zich alle mogelijke opofferingen. Gerieflijkheid heeft plaats gemaakt voor ambitie.

Dat Vanessa Atkinson dit weekeinde haar negende nationale squashtitel veroverde door in de eindstrijd Annelize Naudé te verslaan met 9-7, 9-7 en 9-6, daar keek niemand vreemd van op. De bijna 30-jarige Haagse is niet voor niets de huidige nummer twee van de wereld. Een paar dagen geleden won ze de finale van een toernooi in New York van Nicol David en later deze week reist ze naar Kuala Lumpur, waar een volgende confrontatie met de Maleisische wereldkampioene in het verschiet ligt.

Daarom was het zo prettig dat ze tussen de bedrijven door even naar het Frans Ottenstadion in Amsterdam was gekomen. Ook voor degenen die tegen haar moesten aantreden. Want als je vertelde dat je van Atkinson had verloren dan snapte iedereen dat meteen.

Atkinson wilde natuurlijk wel winnen, maar ze was er niet op uit een partij af te raffelen. Als ze bemerkte dat een tegenstander haar best deed, beloonde ze deze positieve instelling door langere rally’s te spelen.

Zoals tegen Milou van der Heijden en de veelbelovende Lisa Kho. In het begin van haar eigen carrière had ze zelf ook tegen andere spelers opgekeken. ‘Tegen wie ik ook speelde, ik wilde altijd winnen. Ik hoopte dat mijn tegenstandsters die instelling ook bezaten.’

Aan lieden die er met de pet naar gooien, heeft ze de pest. Dat past niet in haar sportbeleving.

Zoals het haar stoort dat speelsters niet alles voor hun sport over hebben, maar wel vrolijk meeliften op de successenreeks die zij en Annelize Naudé hebben opgebouwd, waardoor Nederland bij de vrouwen veel aanzien heeft verworven.

Orla Noom (21), na Atkinson, Naudé en Kronemeijer de nummer vier van Nederland, snapt de kritiek. ‘Ik moet toegeven, ik was een luie speelster. Als ik moe werd op de baan gaf ik al op.’ De voorbije zomer bracht daar verandering in. ‘Dankzij een nieuwe conditietrainer. De dingen die hij deed, zijn echt heel goed. Het was erg zwaar maar motiverend en superleuk. Ik heb geleerd wat hard werken is. Mijn mentaliteit is omgeslagen.’

Zes maanden lang heeft ze volop getraind, vaak met Naudé en Nicol David. Ze reisde heel wat af, nam aan een flink aantal toernooien deel en steeg op de wereldranglijst van plek 95 naar 49. Omdat ze vorig jaar deel uitmaakte van de nationale ploeg die bij het EK voor landenteams als tweede eindigde, is haar de A-status van het NOC*NSF toegekend. ‘Zolang ik geld ontvang, wil ik dat investeren in trainingen en kijken hoe ver ik kan komen.’

In de kwartfinale volgt ze op advies van trainer Liz Irving een nieuw gameplan; ze speelt ook wel aardig, maar legt het met 9-2, 2-9, 9-3 en 9-6 af tegen Kronemeijer, die zes plaatsen boven haar op de mondiale ranglijst staat.

Milja Dorenbos (22) strandt eveneens bij de laatste acht. Ze verliest van Naudé, de nummer veertien van de wereld. Maar Dorenbos, spelend met de gratie van een ballerina, biedt knap tegenstand aan de geboren Zuid-Afrikaanse en wint verrassend de derde game. Ze houdt haar tegenstander achter in de baan voortdurend onder druk waardoor ze voorin kansen krijgt en die ook benut. Als ze echter met een pink tussen de deur komt en haar racket nauwelijks nog kan vasthouden, is het snel gebeurd. Het fysieke ongemak voorkomt dat ze nadien kan aantreden in de strijd om de vijfde plaats.

‘Ik denk dat ik heb laten zien dat ik redelijk in de buurt van het niveau van Naudé ben beland’, merkt Dorenbos op terwijl tranen van pijn in haar ogen schieten. ’Dit was een van mijn betere wedstrijden.’

Ook Dorenbos voelde zich aangesproken door Atkinson. ‘Ik weet precies wat ze bedoelt. Ik heb veel talent, maar de discipline ontbrak. Enkele maanden geleden besloot ik het anders aan te pakken. Ik ben keihard gaan trainen. In een wedstrijd ging ik er sowieso wel voor. Maar in een training moet je ook alles geven om in de wedstrijd iets meer te kunnen doen. Nu ga ik helemaal tot het gaatje. Dat deed ik eerder nooit.’

 

bron: www.volkskrant.nl